Cellen en Chromosomen.

Mitose en Meiose.
Mitose:
De normale celdeling van lichaamscellen wordt mitose genoemd. Dit is een proces waarbij een cel zich door deling splitst in twee genetische identieke delen. Elk deel groeit uit tot een volwaardige cel. Deze nieuwe cellen kunnen zich weer delen, zodat uit 1 cel twee identieke cellen ontstaat. Vervolgens uit deze twee weer vier cellen. Uit die vier weer acht cellen enzovoort.
Meiose:
De geslachtscellen worden gevormd door een celdeling die we meiose noemen. Een meiose verloopt in principe gelijk aan een mitose, alleen worden de chormosomen niet verdubbeld. Hierdoor ontstaan er geslachtscellen met elk de helft van het aantal chromosomen van de oorspronkelijke cel. Geslachtscellen bevatten dus 1 chromosoom van elk paar. Dit is noodzakelijk omdat bij bevruchting de geslachtscellen samensmelten. De zaadcel en de eicel smelten samen. Tijdens deze samensmelting worden de chormosomen bij elkaar gevoegd. Na de bevruchting heeft een bevruchte eicel evenveel choromosomen van de eicel als van de zaadcel. In het totaal zijn er dan weer evenveel chromosomen als in de ouderdieren. Uit deze cel kan zich door mitose een nieuw dier ontwikkelen. Doordat splitsing van de chromosomen steeds anders verloopt, ontstaan er bij elke meiose geslachtcellen met verschillende chromosomen en dus verschillende erfelijke eigenschappen. Hierdoor wordt het erfelijk materiaal van de vader en de moeder steeds op een andere manier verdeelt. Er ontstaat zo elke keer een geslachtscel met ander erfelijk materiaal, zodat de nakomelingen van een ouderpaar steeds andere eigenschappen zullen erven. Dit noemen we genetische variatie.
haploïd.
Een cel die van alle chromosomen slechts een exemplaar heeft, noemen we haploïd. In mensen en veel andere dieren zijn alleen de geslachtscellen, eicel en zaadcel, haploïd. Zodra een eicel bevrucht wordt, komen de chromosomen van de eicel en zaadcel bij elkaar. Dat levert een diploïde zyghote op, die van elk chromosoom twee exemplaren in zijn cellen heeft: een van de moeder en een van de vader. Uit zulke diploïde lichaamcellen kunnen haploïde geslachtscellen worden gemaakt via meiose. Het aantal verschillende chromosomen dat een organisme in zijn cellen heeft, wordt aangegeven met 'n'. Haploïde cellen hebben één set van die chromosomen. Het chromosoomaantal in een diploïde cel geven we aan met 2n. Bij mensen geld n = 23, en dus 2n = 46.


Celdifferentiatie.
De celdifferentiatie, zoals het zich tijdens de groei van het organisme specialiseren van de lichaamscellen wordt genoemd, begint al zeer vroeg. Uit de verschillende celtypen differentiëren zich de verschillende organen van het embryo. Deze differentiatie is te danken aan het feit dat het DNA van de bevruchte eicel alle instructies bevat voor elk type lichaamscel. Alle mogelijkheden van het hele lichaam zijn reeds in deze ene cel aanwezig. Door nog verdergaande differentiatie groeien deze organen uit tot hun functionele vorm. Een aantal organen zoals de longen en de spijsverteringsorganen beginnen pas bij de geboorte te werken. Na de geboorte vindt een verdere ontwikkeling plaats tot aan de volwassenheid.
Stamcellen.
Stamcellen worden gemaakt in het beenmerg. Dat zit in het binnenste van de botten. Een stamcel is een cel die in staat is om zichzelf vele malen meer te delen dan een gespecialiseerde cel. Daarnaast bezit een stamcel de mogelijkheid om te specialiseren in verschillende soorten cellen die allemaal verschillende functies en eigenschappen bezitten. Deze kenmerken maken stamcellen belangrijk in ziektebeelden en de foetusontwikkeling. Stamceltransplantatie is een van de meeste gebruikte behandelmethoden om leukemie te bestrijden. Vaak wordt een stamceltransplantatie geven in combinatie met een andere behandeling zoals chemoterapie of bestraling. Vroeger was het gebruikelijker om een beenmergtransplantatie te doen, maar door de verbeterde techniek van nu is stamceltransplantatie gangbaarder.


Hebben planten stamcellen?
De natuur is niet alleen mooi maar ook gevaarlijk. Daarom hebben planten speciale afweermechanismen om zich te beschermen tegen gevaar. Een voorbeeld hiervan is dat een plant met behulp van de stamcellen steeds maar weer nieuwe bladeren of bloemen kan groeien. De stamcellen van een plant verouderen wonderbaarlijk genoeg niet. Stamcellen van planten worden gevonden uit bijvoorbeeld de wortels of de scheuten van de plant, en zijn de essentie van vitaliteit. Een van de meest bijzondere eigenschappen van stamcellen is dat ze onsterfelijk zijn en continu blijven delen. Stamcellen van planten bevatten de complete chemische 'vingerafdruk' van hun moederplant.
Maak jouw eigen website met JouwWeb